fideel
Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord fideel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord fideel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je fideel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord fideel is hier. De definitie van het woord fideel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanfideel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fi·deel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘trouwhartig’ voor het eerst aangetroffen in 1637
- afgeleid van het Franse fidèle met het achtervoegsel -eel
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | fideel | fideler | fideelst |
| verbogen | fidele | fidelere | fideelste |
| partitief | fideels | fidelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
- trouwhartig
- opgeruimd van humeur
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord fideel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fideel" herkend door:
| 79 % | van de Nederlanders; |
| 81 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- ↑ "fideel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fideel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
