acabar de (+inf.) net klaar zijn met acabar con een einde maken aan acabar por (-inf.) net klaar zijn met [1] terminar, finalizar [2] matar [3] terminar...
het Spaanse werkwoord finalizar Infinitief (infinitivo) Voltooid deelwoord (participio) Onvoltooid deelwoord (gerundio) finalizar finalizado finalizando...
dokončiť (sk) (perfectief), dokončovať (sk) (niet-perfectief) Spaans: terminar (es), acabar (es), completar (es), finalizar (es) Zweeds: fullborda (sv)...
Engels: finish (en) Frans: apprêter (fr) Spaans: finalizar (es), aprestar (es), preparar (es)...