garagehouder

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord garagehouder. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord garagehouder, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je garagehouder in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord garagehouder is hier. De definitie van het woord garagehouder zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangaragehouder, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·ra·ge·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord garagehouder garagehouders
verkleinwoord garagehoudertje garagehoudertjes

Zelfstandig naamwoord

de garagehouderm

  1. (beroep) eigenaar van een autowerkplaats (garage)
    • Een persoon die een garage uitbaat, noemen we in de standaardtaal een garagehouder of een garagist. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be