garagist

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord garagist. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord garagist, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je garagist in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord garagist is hier. De definitie van het woord garagist zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangaragist, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ga·ra·gist
enkelvoud meervoud
naamwoord garagist garagisten
verkleinwoord garagistje garagistjes

de garagistm

  1. (beroep) (verkeer) (techniek) de eigenaar van de garage die vaak zelf ook monteur is
    • Van 1961 tot in de jaren negentig hielp de ANWB zijn leden sleutelangst te overwinnen, op het hoogtepunt wel 11.000 automobilisten per jaar. Maar de mens is steeds verder van de machine geraakt, en de ANWB ging met zijn tijd mee en liet de cursussen over aan garagisten met zendingsdrang en hobbyclubs.[2] 
    • De zoon van een garagist en automonteur uit IJmuiden was 13 toen het gezin naar Stockholm verhuisde. Daar zou hij later met zijn gitaar vanaf 1964 een groot aantal platen maken. Nadat hij in 1987 op zijn 50ste stierf aan leverkanker, werd zijn begrafenis op de Zweedse televisie uitgezonden: Cornelis Vreeswijk, geëngageerd troubadour en levensgenieter, wiens verzamelde liedteksten als een schat worden gekoesterd. Jaarlijks wordt in Stockholm in augustus de Cornelis Vreeswijkdag gevierd met liederen die door bekende Zweedse vertolkers worden uitgevoerd.[3]  
58 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Martine Kamsma 15 juni 2013
  3. Volkskrant Arjan Peters 16 april 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be