gereedhou (hulp, bestand) ge·reed·hou gereedhou (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gereedhouden ... dat ik gereedhou. ...
hij, zij, het .. dat wij .. dat jullie .. dat zij tegenwoordig (o.t.t.) gereedhou gereedhoud gereedhoudt gereedhoudt gereedhoudt gereedhoudt gereedhouden...