Geluid: gordelden (hulp, bestand) gor·del·den gordelden meervoud verleden tijd van gordelen Wij gordelden. Jullie gordelden. Zij gordelden. Het woord...
Geluid: gordelde (hulp, bestand) gor·del·de gordelde enkelvoud verleden tijd van gordelen Ik gordelde. Jij gordelde. Hij, zij, het gordelde. Het woord...
gordelen gordelen gordelen verleden (o.v.t.) gordelde gordelde gordelde gordelde gordelde gordelden gordelden gordelden toekomend (o.t.t.t.) zal gordelen zult/zal...
stamtijd onbepaalde wijs verleden tijd voltooid deelwoord gordelen gordelde gegordeld zwak -d volledig...