groentje

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord groentje. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord groentje, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je groentje in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord groentje is hier. De definitie van het woord groentje zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangroentje, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een groentje
  • groen·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord groentje groentjes

het groentjeo dim. tant.

  1. iemand die uit onvervarenheid nog veel fouten maakt en daar vaak voor geplaagd wordt
    • Hij was politiek gezien nog maar een groentje. 
     Zij rijden voorop in de Volvo, drie agenten in uniform in de auto achter hen: twee groentjes die net hun opleiding hebben afgerond, kerels met spierbundels en een air dat ze alle shit die ze in de maatschappij tegenkomen wel even zullen fiksen.[1]
     Hardangervidda. De Spoorlijn Bergen. Daar was zijn ingenieursleven begonnen toen hij nog niet meer dan een groentje was en nu tegen het einde van dat beroepsleven was het alsof hij weer opnieuw moest beginnen.[2]
  2. (vlinders) Callophrys rubi op Wikispecies een dagvlinder uit de familie Lycaenidae op Wikispecies, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes
    • Het groentje komt in heel Europa algemeen voor op schrale graslanden, heiden en bosgebieden. 
  3. groente
     Tomaat, en wortel, en komkommer, en sla, en erwtjes, en broccoli ja, de groentjes van Frank Fol daarmee eten alle kindjes hun buikje vol.[3]
     Bak de kippenreepjes aan in wat olie en voeg er de groentjes aan toe.[4]
     Snijd de schoongemaakte groentjes in gelijke 'frietjes' van ongeveer 0,5 centimeter dik en 8 centimeter lang.[5]
  4. (verouderd) volksnaam voor een groen bankbiljet van f40.- van voor de Tweede Wereldoorlog.

het groentjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord groen
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]
  1. Bronlink Weblink bron
    Mons Kallentoft
    “Zomerengel” (2010), Ambo/Anthos, ISBN 9789041417299, p. 110
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142
  3. Bronlink Weblink bron
    F. Fol, ‎W. Asaert
    “Feesten is Gezond” (2006), Lannoo Uitgeverij, ISBN 9789020965254
  4. Bronlink Weblink bron
    Piet Huysentruyt
    “SOS Piet compleet” (2012), Lannoo Meulenhoff - Belgium, ISBN 9789401402774, p. 453
  5. Bronlink Weblink bron
    De Culi Stars
    “Koken en scoren bij m'n lief” (2012), Lannoo Meulenhoff - Belgium, ISBN 9789401400794, p. 98
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be