grootpa

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord grootpa. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord grootpa, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je grootpa in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord grootpa is hier. De definitie van het woord grootpa zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangrootpa, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Heidi en haar grootpa
  • groot·pa
enkelvoud meervoud
naamwoord grootpa grootpa's
verkleinwoord

de grootpam

  1. man waarvan een kind ook een kind heeft; de vader van je vader of moeder
    • ‘Dat 's nou mijn present voor Grootpa, voor z'n feest. Wat zeg je daar nou van?’ [1] 
77 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[2]
  1. (1915)–Victor Ido De paupers
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be