houri

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord houri. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord houri, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je houri in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord houri is hier. De definitie van het woord houri zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhouri, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • hou·ri
enkelvoud meervoud
naamwoord houri houris
verkleinwoord - -

houri

  1. verouderde spelling of vorm van hoeri tot 1955
      Welnu: Een Arabier, rijk en machtig, Ali-Kassem, geboortig uit de Beni-Khelifa, had een zuster, Ourida, schoon als een houri uit het Paradijs en de dichters zeggen, dat zij was gelijk de morgendauw, gelijk de gazelle, gelijk aan melk en honig, dat hare oogen schitterden als starren en dat haar broeder voor haar in liefde ontvlamde.[1]
    • Zy verzekerden my, myne ontroering bemerkende over dus een bedryf, dat dit het eenigst middel voor de Ouderen was, om den staat hunner schoone Dogteren te verbeteren, die toch in allen gevalle voor de Haram geschikt waren: want dat de ryke Asiatische Heer, die 4000 Piasters voor eene Schoonheid geeft, haar waardeert en behandelt als eene aardsche Houri, volkomen overtuigd, dat zyn gelukkig lot, by de Houris in het Paradys, te eenemaal afhangt van zyn gedrag omtrent derzelver Zusterschap op aarde, die tegen hem zou getuigen, in gevalle van eene slegte behandeling: met één woord, dat zy, door verkogt te worden aan ryke Musulmannen, zeker waren van gemaklyk en in overvloed de rest haarer dagen te zullen slyten, en in eenen staat, welke geenzins vernederend was in Mahomedaansche Landen, waar de Propheet het houden van een Seraglio veroorlofd hadt: maar dat, in tegendeel, de jonge Dogters, als zy in handen vielen van haare eigene Leenheeren, de barbaarsche Bewoonders van haar eigen gebergte, een allerbeklaaglykst lot te wagten hadden; dewyl deeze ruwe Opperhoofden zeer weinig of geen agting hadden voor, of eenige edelaartigheid betoonden aan de schoone Sexe. [2]