huisgezin

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord huisgezin. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord huisgezin, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je huisgezin in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord huisgezin is hier. De definitie van het woord huisgezin zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhuisgezin, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • huis·ge·zin
enkelvoud meervoud
naamwoord huisgezin huisgezinnen
verkleinwoord huisgezinnetje huisgezinnetjes

het huisgezino

  1. (huishouden) (familie) vader, moeder en kinderen soms worden ook de huisdieren erbij gerekend.
    • De moeder van het grote huisgezin had het altijd druk ook op de vakantie. 
90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be