Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
huwen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
huwen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
huwen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
huwen is hier. De definitie van het woord
huwen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
huwen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘trouwen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
- Middelnederlands hūwen, houwen, uit Oergermaans *hīw-jan-, afleiding van het naamwoord *hīwan ‘echtgenoot, huisgenoot’, dat zelf leidde tot Middelnederlands hīe ‘mannetje’, Oudhoogduits hīwo ‘echtgenoot’, Oudengels hīwcūð ‘intiem bekend’, Oudnoords hýbýli ‘huis, huisgezin’ en Gotisch heiwafrauja ‘heer des huizes’. Teruggaand op de Indo-Europese wortel *ḱei-, waaruit Latijn cīvis ‘burger’, Sanskrit śḗva- ‘lief, vertrouwd’, śivá- ‘vriendelijk, gunstig’ en Lets siẽva ‘echtgenote’. Evenals Oudsaksisch gihīwian, Oudhoogduits hīwan en Oudengels hīwian.[2]
huwen
- ergatief in de echt treden, trouwen
98 % |
van de Nederlanders;
|
98 % |
van de Vlamingen.[3]
|