een index maken van, indexeren indicatie, indicering, indicator 1. aanwijzen van zorg Het woord indiceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal...
indiceer (hulp, bestand) in·di·ceer indiceer eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indiceren Ik indiceer. gebiedende wijs van indiceren...
Geluid: indicerend (hulp, bestand) in·di·ce·rend indicerend onvoltooid deelwoord van indiceren...
Geluid: indicerende (hulp, bestand) in·di·ce·ren·de indicerende verbogen vorm van indicerend, het onvoltooid deelwoord van indiceren Het woord 'indicerende'...
contra-indiceer (hulp, bestand) con·tra-in·di·ceer contra-indiceer eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contra-indiceren Ik contra-indiceer. ...
Geluid: contra-indicerend (hulp, bestand) con·tra-in·di·ce·rend contra-indicerend onvoltooid deelwoord van contra-indiceren...
Geluid: contra-indicerende (hulp, bestand) con·tra-in·di·ce·ren·de contra-indicerende verbogen vorm van contra-indicerend, het onvoltooid deelwoord...
Geluid: contra-indiceren (hulp, bestand) con·tra-in·di·ce·ren Afgeleid van indiceren met het voorvoegsel contra- contra-indiceren overgankelijk (medisch)...
Geluid: geïndiceerd (hulp, bestand) ge·in·di·ceerd vervoeging van indiceren: de stam met omvoegsel ge- -d geïndiceerd voltooid deelwoord van indiceren...
indiceren Jij indiceert. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indiceren Hij indiceert. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van indiceren...