inleggeld

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord inleggeld. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord inleggeld, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je inleggeld in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord inleggeld is hier. De definitie van het woord inleggeld zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vaninleggeld, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • in·leg·geld
enkelvoud meervoud
naamwoord inleggeld inleggelden
verkleinwoord

het inleggeldo

  1. geld dat men betaalt om mee te mogen doen aan een wedstrijd of loterij
    • Deelnemers kunnen zich tot 9.45 melden bij de vereniging. De wedstrijden beginnen donderdag om 10.30 uur. Aanmelden voor de wedstrijd kan nog tot aanstaande dinsdag 15 augustus bij Martha Heijnen 06-45428910 of [email protected]. Het inleggeld bedraagt 5 euro per persoon. [2] 
    • Deelnemers kunnen zich verder vooraf opgeven bij D. Kist (telefoon 06 222 210 87) of J. Kuipers (06 206 224 26). Het inleggeld van beide toernooien wordt later uitgekeerd als prijzengeld. De winnaars van het koppeltoernooi krijgen eveneens een bokaal. [3] 
  2. geld dat men betaalt om een gemeenschappelijke onderneming te financieren
    • Loterijverlies heeft zich afgelopen jaren ingezet voor 200.000 spelers van de Staatsloterij. Ze voelden zich misleid omdat de Staatsloterij prijzen trok uit een pot waarin ook onverkochte loten zaten. De 'gedupeerden' betaalden inleggeld aan de stichting Loterijverlies die zich ging inzetten om geleden schade te verhalen op de Staatsloterij. [4] 
    • De veroordeelde oplichter hield zijn slachtoffers voor dat hij het inleggeld zou investeren in projecten waarmee 'torenhoge rendementen' gehaald zouden worden. "In werkelijkheid waren deze beloften op drijfzand gebaseerd en wist hij louter zichzelf te verrijken", concludeert de rechtbank. [5] 
96 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[6]