insnoeren (hulp, bestand) in·snoe·ren samenstelling van in en snoeren insnoeren overgankelijk met een snoer plaatselijk vernauwen insnoering ...
Geluid: insnoer (hulp, bestand) in·snoer insnoer (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insnoeren ... dat ik insnoer. ...
Geluid: insnoerend (hulp, bestand) in·snoe·rend insnoerend onvoltooid deelwoord van insnoeren...
insnoerende (hulp, bestand) in·snoe·ren·de insnoerende verbogen vorm van insnoerend, het onvoltooid deelwoord van insnoeren Het woord 'insnoerende'...
in·ge·snoerd vervoeging van insnoeren: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van in en gesnoerd ww ingesnoerd voltooid deelwoord van insnoeren...
tegenwoordige tijd van insnoeren ... dat jij insnoert. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insnoeren ... dat hij insnoert. ...
tijd van insnoeren Ik snoer in. gebiedende wijs van insnoeren Snoer in! (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insnoeren Snoer...
insnoeren Jij snoert in. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insnoeren Hij snoert in. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van insnoeren...
bestand) in·snoer·de insnoerde (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van insnoeren ... dat ik insnoerde. ... dat jij insnoerde. ... dat hij, zij, het insnoerde...
in·ge·snoer·de ingesnoerde verbogen vorm van ingesnoerd, voltooid deelwoord van insnoeren Het woord 'ingesnoerde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal...