kaan

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kaan. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kaan, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kaan in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kaan is hier. De definitie van het woord kaan zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankaan, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • kaan
  • In de betekenis van ‘stukje uitgebraden spek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1305 [1] [2]
  • Leenwoord uit het Duits (Kahn), in de betekenis van ‘bootje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1] [3]
  • [4] [5]
enkelvoud meervoud
naamwoord kaan kanen
verkleinwoord kaantje kaantjes

de kaanv / m [6] [7]

  1. knapperig uitgebakken overblijfsel van een stuk(je) varkensspek ook wel uitgebakken speklap, (met of zonder zwoerd) [8]
  2. (verouderd) een vliezige bovenlaag [9]
    • Op beschimmelend bier vormt zich een kaan. 
  3. (scheepvaart) schip of scheepje, bootje, schuitje in het bijzonder van zekere vrachtschepen, varend op de Noordduitse rivieren [10]
vervoeging van
kanen

kaan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kanen
    • Ik kaan. 
  2. gebiedende wijs van kanen
    • Kaan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kanen
    • Kaan je? 
56 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[11]


kaan

  1. (reptielen) slang