kamperen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kamperen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kamperen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kamperen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kamperen is hier. De definitie van het woord kamperen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankamperen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • kam·pe·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tijdelijk in tenten verblijven’ voor het eerst aangetroffen in 1688 [1]
  • afgeleid van het Franse camper met het achtervoegsel -eren [2]
  • (sommigen denken dat dit woord afkomstig is van creperen)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kamperen
kampeerde
gekampeerd
zwak -d volledig

kamperen

  1. inergatief, (kamperen) in de buitenlucht verblijven met een tent
    • Zij hadden bij een boer in de wei gekampeerd. 
     Niet iedereen op de trail stond te trappelen om in Adamskostuum op pad te gaan, maar van de zes mensen waarmee ik die nacht had gekampeerd, deden er drie naakt hun rugzak aan.[3]
     Een jaar geleden was hij op een onverharde weg in het bos aan het kamperen toen er ’s nachts een crossmotor recht over zijn tent heen was gereden.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]