kastijd

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kastijd. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kastijd, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kastijd in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kastijd is hier. De definitie van het woord kastijd zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankastijd, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

(klemtoonhomogram)

  • kas·tijd
vervoeging van
kastijden

kastíjd

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kastijden
    • Ik kastijd. 
  2. gebiedende wijs van kastijden
    • Kastijd! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kastijden
    • Kastijd je? 
enkelvoud meervoud
naamwoord kastijd kastijden
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de kástijdm

  1. periode waarin een plant in een broeikas wordt opgekweekt
    • Niet alleen wil de Bromeliakweker een verkorting van de kastijd bereiken, maar ook wil hij met de grootst mogelijke zekerheid weten op welk tijdstip behandeld moet worden om in voor hem gunstige tijd de Bromelia's op de markt te brengen. [1]