kolder

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kolder. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kolder, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kolder in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kolder is hier. De definitie van het woord kolder zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankolder, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • kol·der
  • Leenwoord uit Duits Koller, in de betekenis van ‘onzin’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1938 [1], in de betekenis van ‘hersenziekte bij vee’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1763 [1] [2]
  • Leenwoord uit Middeleeuws Latijn collarium, colarum, colerum “halsband” (voor paard of hond), in de betekenis van ‘leren harnas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1420 [1] [3]
  • Van onbekende oorsprong [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord kolder kolders
verkleinwoord koldertje koldertjes

de kolderm [5]

  1. (medisch), (dierkunde) een hersenziekte bij vee [6]
    • Het paard leed al twee jaar aan de kolder. 
  2. (informeel) onzin [7]
    • Wat een kolder, zeg! 
  3. (kleding) leren harnas [8]
  4. paal [9]
  5. (scheepvaart) vaartuig dat kolt (die wijze kabeljauw vangen) [10]
vervoeging van
kolderen

kolder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kolderen
    • Ik kolder. 
  2. gebiedende wijs van kolderen
    • Kolder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kolderen
    • Kolder je? 
95 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[11]