Geluid: kranst (hulp, bestand) kranst kranst tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kransen Jij kranst. derde persoon enkelvoud tegenwoordige...
kranste (hulp, bestand) krans·te kranste enkelvoud verleden tijd van kransen Ik kranste. Jij kranste. Hij, zij, het kranste. Het woord kranste staat...
kransten (hulp, bestand) krans·ten kransten meervoud verleden tijd van kransen Wij kransten. Jullie kransten. Zij kransten. Het woord kransten staat...
Geluid: gekranst (hulp, bestand) ge·kranst vervoeging van kransen: de stam met omvoegsel ge- -t gekranst voltooid deelwoord van kransen Het woord gekranst...
Geluid: bekranst (hulp, bestand) be·kranst vervoeging van bekransen: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel bekranst tweede persoon...
Geluid: omkranst (hulp, bestand) om·kranst vervoeging van omkransen: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel omkranst tweede persoon...
de kamer, met het roode tafelkleed, waarop zich akelig zwarte bloemen kransten, zat een bleek schepseltje, een groote mand met maaswerk vóór zich. de kransen mv...
kranste me wij, we kransten ons ik zal me kransen wij, we zullen ons kransen 2 jij, je kranst je jullie kransen je jij, je kranste je jullie kransten...