krinkelwol, krinkelziekte krinkel eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krinkelen Ik krinkel. gebiedende wijs van krinkelen Krinkel! (bij inversie)...
Geluid: krinkelend (hulp, bestand) krin·ke·lend krinkelend onvoltooid deelwoord van krinkelen Het woord krinkelend staat in de Woordenlijst Nederlandse...
krinkelende (hulp, bestand) krin·ke·len·de krinkelende verbogen vorm van krinkelend, het onvoltooid deelwoord van krinkelen Het woord krinkelende staat...
Geluid: krinkels (hulp, bestand) krin·kels de krinkels mv meervoud van het zelfstandig naamwoord krinkel Het woord krinkels staat in de Woordenlijst...
Geluid: krinkelen (hulp, bestand) krin·ke·len uit het Middelnederlands krinkelen wederkerend zich in allerlei bochten wringen; zich herhaaldelijk...
bestand) ge·krin·keld vervoeging van krinkelen: de stam met omvoegsel ge- -d gekrinkeld voltooid deelwoord van krinkelen Het woord gekrinkeld staat in de...
krinkelen Jij krinkelt. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krinkelen Hij krinkelt. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van krinkelen Krinkelt...
krinkelde (hulp, bestand) krin·kel·de krinkelde enkelvoud verleden tijd van krinkelen Ik krinkelde. Jij krinkelde. Hij, zij, het krinkelde. Het woord krinkelde...
krinkelden (hulp, bestand) krin·kel·den krinkelden meervoud verleden tijd van krinkelen Wij krinkelden. Jullie krinkelden. Zij krinkelden. Het woord krinkelden...
de krinkeltjes mv verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord krinkel Het woord krinkeltjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de...