Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
lachbek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
lachbek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
lachbek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
lachbek is hier. De definitie van het woord
lachbek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
lachbek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de lachbek m
- iemand die veel moet lachen; iemand met gevoel voor humor
- Het reuzenpaar Dansia Sprot en Dokus Lachbek kreeg naar aanleiding van de Waterhoekfeesten in deelgemeente Heestert een plechtige ontvangst in het gemeenschapshuis. De reden daarvoor was dat ze vijftig jaar geleden huwden. In 1987 kwam er hun dochter Prudence bij die intussen zelf al trouwde met Kaspart Bloeiaard van de wijk Kappaert en haar ouders kleinzoon Filbert schonk. (djw) [1]
- Bent u nogal een lachbek, surf dan naar de link onderaan dit artikel. Daar vindt u een hoopje filmpjes dat doet gniffelen, grijnzen en schuddebuiken: De beroemde ‘four candles’-sketch van The Two Ronnies mag vandaag wat belegen lijken, het blijft het beste voorbeeld van woordhumor op basis van homofonen. [2]
77 % |
van de Nederlanders;
|
88 % |
van de Vlamingen.[3]
|