lekkerpieper

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord lekkerpieper. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord lekkerpieper, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je lekkerpieper in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord lekkerpieper is hier. De definitie van het woord lekkerpieper zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanlekkerpieper, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • lek·ker·pie·per
enkelvoud meervoud
naamwoord lekkerpieper lekkerpiepers
verkleinwoord - -

de lekkerpieperm

  1. (militair) (spottend) (bij de marine) hoge ambtenaar die niet veel hoeft te werken
  2. (militair) (spottend) (verouderd) (in Nederlands-Indië) soldaat die met andermans liefje aanpapt
     En nou krijgt ze gauw voor de tweede maal kiezen ... niemand zal d'r meer schaken! Voor lekkerpiepers hoef ik niet te vreezen.[2]
  3. (scheldwoord) (verouderd) (Nederlands-Indië) blauwe vent, Indo
     Doch ook daar moeten zij lijden door den vloek hunner geboorte; terwijl voor den gegoeden sinjo alle rangen tot de hoogste toe open staan, is de arme bastaard gedoemd om tal van vernederingen te verduren. Scheldnamen als: »blauwe vent, lekkerpieper, zwart mormel, klipsteen, zwarte aap, blauw lijk”, zijn er schering en inslag; en de beleedigde moet al die krenking stilzwijgend verkroppen om erger te voorkomen.[3]
  1. lekkerpieper op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 22-05-2021 Weblink bron
    Si Tamoe Lama
    “Saridjem : de kazernehuishoudster, roman uit het Indische concubinaat” (1913), Haan, p. 20 op Delpher.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 22-05-2021 Weblink bron
    Henri Hubert van Kol
    “Uit onze koloniën : uitvoerig reisverhaal” (1903), Sijthoff, p. 770 op Delpher.nl op Wikipedia