Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
lesstijl. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
lesstijl, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
lesstijl in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
lesstijl is hier. De definitie van het woord
lesstijl zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
lesstijl, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de lesstijl m
- de manier waarop men lesgeeft
- Barry Williams, docent aan het Hertford Regional College in Cambridgeshire, verklaarde dat degenen die geloven dat zijn lesstijl saai is, "de nuances en subtiliteit van mijn lessen niet doorhebben". "Als iemand mij zegt: ’Mijnheer Williams, dat meisje zit door het raam naar een boom te staren,’ zeg ik: ’Merkt u niet dat ik in mijn lessen elementen van zenboeddhisme voor gevorderden heb geïntegreerd?’. In feite lever ik volwassenen af die in staat zullen zijn te (blijven) kijken naar uitzendingen van politieke partijen." [1]
- In Berkeley is zo'n lesstijl al goed ontwikkeld, stelde Geerdink vast. "Theoretische kwesties worden vanuit verschillende culturele perspectieven benaderd, men werkt er projectmatig waarbij theorie en praktijk dicht bij elkaar liggen, studenten worden de straat op gestuurd om te filmen en te interviewen. De multi-mediale aanpak heeft een belangrijke plaats." [2]
- Zeker, maar het hing af van hun lesstijl én van de leerling. Er was bijvoorbeeld een meisje van 5, Milou, dat het erg goed deed. Ze ging snel vooruit, maar ze was heel verlegen. In de loop van de tijd ging de docent steeds meer invullen en opdragen, waardoor Milou zich nog verder terugtrok. Zo ging het bergafwaarts. Ze is uiteindelijk gestopt met de lessen. Deze interactie kan zich ook juist de goede kant op ontwikkelen, als leerlingen ruimte krijgen voor eigen inbreng. [3]
97 % |
van de Nederlanders;
|
91 % |
van de Vlamingen.[4]
|