Geluid: meegroeiden (hulp, bestand) mee·groei·den meegroeiden (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meegroeien ...dat wij meegroeiden. ...dat...
Geluid: meegroeide (hulp, bestand) mee·groei·de meegroeide (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meegroeien ... dat ik meegroeide. ... dat jij...
meegroeien verleden (o.v.t.) meegroeide meegroeide meegroeide meegroeide meegroeide meegroeiden meegroeiden meegroeiden toekomend (o.t.t.t.) zal meegroeien...