narigheid

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord narigheid. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord narigheid, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je narigheid in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord narigheid is hier. De definitie van het woord narigheid zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vannarigheid, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • na·rig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord narigheid narigheden
verkleinwoord narigheidje narigheidjes

de narigheidv

  1. ellende, verdriet, penarie, troosteloosheid, sores, malheur, pijn, rottigheid.
    • Hij vertelt Job niet waarom hem de narigheid is overkomen. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


narigheid

  1. narigheid


narigheid

  1. narigheid