enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nood | noden |
verkleinwoord |
de nood m
in nood leert men anderen om hulp vragen
In geval van nood dient hoe dan ook hulp geboden te worden, desnoods tegen de geldende regels in
De aandacht vestigen op een onhoudbare toestand/benarde situatie
In een noodgedwongen situatie, toch iets nuttigs doen
Geen nood zo hoog, of er is wel een oplossing
Laat de moed niet zakken, nog is er kans op hulp
Vrienden genoeg als het je voor de wind gaat, maar wie helpt je als het wat minder gaat?
Nodig naar het toilet moeten
|
vervoeging van |
---|
noden |
nood
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |