gevaar

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gevaar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gevaar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gevaar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gevaar is hier. De definitie van het woord gevaar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangevaar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·vaar
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘hachelijke toestand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1574
  • Van het Hoogduitse Gefahr. Verwant met het Middelhoogduitse vâr, Oudsaksische fâra, Oudnoordse fâr, Gotische ferja, Latijnse periculum, Oudgriekse πειρα.
enkelvoud meervoud
naamwoord gevaar gevaren
verkleinwoord gevaartje gevaartjes

Zelfstandig naamwoord

gevaar o

  1. (groot) risico.
    • Het leven is vol gevaren. 
     Deze extreme hitte vormde een reëel gevaar. Twee jaar eerder was er op dit stuk trail nog een 19-jarige jongen overleden aan de gevolgen van een zonnesteek.
  2. valkuil, risico
    • Het gevaar is dat we dan 10km moeten omrijden. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gevaar -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gevaar o

  1. (scheepvaart) het voortdurende verkeer te water
    • Op de Rijn is veel gevaar. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen