Geluid: nawerkt (hulp, bestand) na·werkt nawerkt (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nawerken ... dat jij nawerkt. (in een...
Geluid: nawerkte (hulp, bestand) na·werk·te nawerkte (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nawerken ... dat ik nawerkte. ... dat jij nawerkte. ...
nawerkten (hulp, bestand) na·werk·ten nawerkten (in een bijzin) meervoud verleden tijd van nawerken ...dat wij nawerkten. ...dat jullie nawerkten...
nawerk nawerkt nawerkt nawerkt nawerkt nawerken nawerken nawerken verleden (o.v.t.) nawerkte nawerkte nawerkte nawerkte nawerkte nawerkten nawerkten nawerkten...