oir

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord oir. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord oir, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je oir in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord oir is hier. De definitie van het woord oir zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanoir, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • oir
enkelvoud meervoud
naamwoord oir -
verkleinwoord - -

het oiro

  1. (juridisch) (verouderd) geheel van de personen die in rechte lijn van iemand afstammen
     Wie heerst, die hoopt en doet om oir meer dan hij mag.[2]
  2. (figuurlijk) (verouderd) persoon die in rechte lijn van iemand afstamt
     Bestraf hem niet. Dit is de vrome vechter
    die 't volk beschut, zijn eigen hof vernielt,
    zijn enig oir en erfgenaam' ontzielt.
    [3]
23 % van de Nederlanders;
19 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 22 mei 2020 Weblink bron
    P.C. Hooft (ed. H. Duits)
    Baeto, of oorsprong der Hollanderen (1626) in: Geeraerdt van Velsen. Baeto, of oorsprong der Hollanderen. (2005), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 90 351 2733 1, p. 163 r. 827
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 mei 2020 Weblink bron Jeptha of Offerbelofte (1659) in: Jeptha, of offerbelofte. Koning David hersteld. Faëton, of roekeloze stoutheid. (2004), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 90 351 2652 1, p. 98 r. 1868
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oeixo oïa oït
3e vervoeging volledig

oir

  1. horen, aanhoren