Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
olijk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
olijk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
olijk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
olijk is hier. De definitie van het woord
olijk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
olijk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
olijk
- om een beetje te lachen, grappig, niet ernstig, leuk, opgewekt
- - (…) zo verluchtte hij zijn vertoog op diverse plaatsen met als olijk bedoelde plaatjes (…) [4]
- - Mijn dochters hebben alle boeken over de olijke tweeling gelezen.
- eigenlijk niet zoals het hoort, ondeugend, guitig
- - Zoals het olijk in het nationale rapport staat vermeld: ‘Fraude is het ongewenste restproduct van een beleid.’ [5]
93 % |
van de Nederlanders;
|
87 % |
van de Vlamingen.[6]
|
- ↑ "olijk" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ olijk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Meijer, I (C. Palmen, ed.)
De interviewer en de schrijvers. (2003) Prometheus, Amsterdam; ISBN 904460242X; p. 216; geraadpleegd 2017-03-08
- ↑
Joustra, A.
Het hof van Brussel of hoe Europa Nederland overneemt. 2e druk (2000) Ooievaar, Amsterdam; ISBN 90n57134748; p. 102; geraadpleegd 2017-03-08
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be