ongeletterd

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord ongeletterd. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord ongeletterd, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je ongeletterd in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord ongeletterd is hier. De definitie van het woord ongeletterd zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanongeletterd, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·let·terd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongeletterd ongeletterder ongeletterdst
verbogen ongeletterde ongeletterdere ongeletterdste
partitief ongeletterds ongeletterders -

Bijvoeglijk naamwoord

ongeletterd

  1. (verouderd) niet belezen zijnde, onwetend van bepaalde literaire standaardwerken
     Als verslaggever Hans van Wissen in de Volkskrant van 1 augustus zo „ongeletterd" is dat hij het Belgische zwemstertje Lempereur met Suske vergelijkt (in plaats van met Wiske), zou hij er goed aan doen, zich wat minder laatdunkend uit te laten over Annemarie Verstappen,
     ‘Waar méde een Ambachtsman, een ongeletterd gast
    ‘Der dicht'ren gantsche Reij óp Hélikon verrast,
    Voor 't meesterproefstuk van een wonderwérk gehouden,
    En 's Dichters eernaam vér verhéven boven de Ouden
  2. niet onderricht in lezen en schrijven
    • De meeste mensen in de middeleeuwen waren ongeletterde landlieden. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 14-04-2021 Weblink bron
    L.C.P. Kanen
    Suske? in: De Volkskrant op Wikipedia (11-08-1984), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 15 op Delpher.nl op Wikipedia
  2. Bronlink Weblink bron
    Andries Pels
    Gebruik, én misbruik des tooneels (1681) in:
    M.A. Schenkeveld-van der Dussen (ed.)
    Gebruik én misbruik des tooneels (1978), Tjeenk Willink / Noorduijn, Culemborg, p. 66 op dbnl.org op Wikipedia