ongeloof

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord ongeloof. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord ongeloof, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je ongeloof in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord ongeloof is hier. De definitie van het woord ongeloof zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanongeloof, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • on·ge·loof
enkelvoud meervoud
naamwoord ongeloof -
verkleinwoord - -

het ongeloofo

  1. het niet (kunnen) geloven
    • De vreugde op de Nederlandse bank was uitzinnig. Waar iedereen sprong, bleef coach Ilse DeLange met de handen voor haar ogen zitten. Ongeloof won het nog van de vreugde. Laurence was al snel weer bij zijn positieven en nam de trofee in ontvangst met de woorden: ‘To Music first. Always.’ [1] 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tubantia Stefan Raatgever 19 mei. 2019 Duncan doet waar Nederland na 44 jaar naar smachtte
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be