onvervuld

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord onvervuld. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord onvervuld, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je onvervuld in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord onvervuld is hier. De definitie van het woord onvervuld zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanonvervuld, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • on·ver·vuld
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onvervuld onvervulder onvervuldst
verbogen onvervulde onvervuldere onvervuldste
partitief onvervulds onvervulders -

onvervuld [1]

  1. van wensen en verlangens dat ze nog niet zijn ingewilligd
    • De provincies Patagonië en Pumalin staan bekend om uitgestrekte bossen, berglandschap en graslanden met een unieke flora en fauna. De tevreden weduwe Tompkins eerde haar man: ,,Wij zijn het bewijs dat niets onmogelijk is. Geen droom hoeft onvervuld te blijven.”[2] 
    • Naast de grote angst dat haar huwelijk ’kapot zou gaan’, werd ze ook geconfronteerd met een andere grote angst: dat ze geen kinderen kon krijgen. Zo zegt ze dat ze het moeilijk vond om open over haar onvervulde kinderwens te zijn in haar boek Sax, Candy & Rock-’n-Roll.[3] 
    • Weinig filmmakers kunnen familiebanden met zoveel finesse schetsen als de Japanse cineast Hirokazu Koreeda. Nadat hij in het warme en vertederende Our little sister even de lentezon liet schijnen, waait door zijn nieuwe film After the storm een wat killere herfstwind van onvervulde verlangens en verwachtingen.[4] 
  2. van vacture dat er nog geen personeel voor is gevonden
    • Tsjechië kende het hoogste aantal onvervulde functies met 4,1 procent, gevolgd door België met 3,6 procent. In Nederland bedraagt dat percentage 2,5 procent. In Griekenland staan de minste vacatures open: 0,5 procent.[5] 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 03 feb. 2018
  3. de Telegraaf 15 okt. 2017
  4. de Telegraaf 16 mrt. 2017
  5. de Telegraaf 18 dec. 2017
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be