kwijnende levende stervende opflikkerend licht... opleven opflikkering 2. sterker gaan branden Het woord opflikkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse...
Geluid: opflikkerend (hulp, bestand) op·flik·ke·rend opflikkerend onvoltooid deelwoord van opflikkeren...
opflikker (hulp, bestand) op·flik·ker opflikker (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opflikkeren ... dat ik opflikker. ...
Geluid: opflikkerende (hulp, bestand) op·flik·ke·ren·de opflikkerende verbogen vorm van opflikkerend, het onvoltooid deelwoord van opflikkeren Het woord...
vervoeging van opflikkeren: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van op bw en geflikkerd ww opgeflikkerd voltooid deelwoord van opflikkeren...
opflikkeren Ik flikker op. gebiedende wijs van opflikkeren Flikker op! (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opflikkeren Flikker...
tegenwoordige tijd van opflikkeren ... dat jij opflikkert. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opflikkeren ... dat hij opflikkert...
enkelvoud tegenwoordige tijd van opflikkeren Jij flikkert op. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opflikkeren Hij flikkert op. (verouderd) gebiedende...
op·flik·ker·de opflikkerde (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opflikkeren ... dat ik opflikkerde. ... dat jij opflikkerde. ... dat hij, zij,...
op·flik·ker·den opflikkerden (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opflikkeren ...dat wij opflikkerden. ...dat jullie opflikkerden. ...dat zij opflikkerden...