oud-bewoner

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord oud-bewoner. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord oud-bewoner, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je oud-bewoner in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord oud-bewoner is hier. De definitie van het woord oud-bewoner zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanoud-bewoner, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • oud-be·wo·ner
enkelvoud meervoud
naamwoord oud-bewoner oud-bewoners
verkleinwoord

de oud-bewonerm

  1. iemand die in het verleden in een bepaald huis heeft gewoond maar nu niet meer
     Een monument van ruim drie eeuwen oud, met meer dan 170 kamers en verschillende Oranjes als oud-bewoners volledig in kaart brengen. Het was een droomklus voor Ben Verfürden, die een restauratieplan voor Paleis Soestdijk schreef. Het boek wordt vandaag gepresenteerd.[1]
     Die avond zaten we met zijn drieën op de piano en graaiden om beurten in een zak ongebrande pinda’s. De vriendin, Cristiano Ronaldo en ik. Het was donker, de leegte van het nieuwe huis had iets hols en door de geest van een gruwelijk om het leven gebrachte oud-bewoner die stuurs zwijgend in en uit vloog kreeg het geheel bijna iets spookachtigs.[2]


  1. Bronlink Weblink bron “Plan voor restauratie Soestdijk gepresenteerd: 'Geen gemakkelijke klus'”, NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Cristiano Ronaldo staat op acht zetels (tegelijk!)” (13/03/2017), HP de Tijd