parquearé eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van parquear parquearé eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van parquearse...
toekomende tijd (futuro) van parquear parqueare aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van parquearse aanvoegende wijs derde persoon...
derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van parquear parquearen aanvoegende wijs derde persoon meervoud toekomende tijd (futuro) van parquearse...
niet. Aanmaken? par·que·ar parquear onovergankelijk parkeren overgankelijk parkeren parqueadero [1] aparcar, estacionar parquear in: Diccionario de la lengua...
parquearía eerste persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van parquearse derde persoon enkelvoud voorwaardelijke tijd (condicional) van parquearse...
parqueado voltooid deelwoord (participio) van parquear parqueado voltooid deelwoord (participio) van parquearse...
parqueamos eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van parquearse eerste persoon meervoud verleden tijd (pretérito indefinido) van parquearse...
enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van parquearse gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van parquearse...
eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van parquearse derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van parquearse...
meervoud tegenwoordige tijd (presente) van parquearse gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van parquearse...