pijpenmaker

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord pijpenmaker. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord pijpenmaker, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je pijpenmaker in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord pijpenmaker is hier. De definitie van het woord pijpenmaker zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpijpenmaker, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


pijpenmaker
  • pij·pen·ma·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord pijpenmaker pijpenmakers
verkleinwoord

de pijpenmakerm [1]

  1. (economie) bedrijf dat tabakspijpen maakt
  2. persoon die andere mensen beetneemt
  3. (beroep) persoon die orgelpijpen maakt
     Butter heeft een orgelpijpje uit 1643 in zijn hand. "Hoog loodgehalte, heel dunwandig, zeer teer. Hier zie je de inscriptie van de pijpenmaker, z'n handschrift. Ik voel een sterke verwantschap met hem. Hij oefende hoogstwaarschijnlijk zijn vak met liefde uit. Net als ik was hij eerst leerling, daarna gezel en toen meester."[2]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 oktober 2024 Weblink bron “De kleinste cao beschermt eeuwenoud vakmanschap” (vrijdag 13 februari 2015, 20:15), NOS