Geluid: ploegde aan (hulp, bestand) ploeg·de aan ploegde aan enkelvoud verleden tijd van aanploegen Ik ploegde aan. Jij ploegde aan. Hij, zij, het...
ploegde (hulp, bestand) ploeg·de ploegde enkelvoud verleden tijd van ploegen Ik ploegde. Jij ploegde. Hij, zij, het ploegde. Het woord ploegde staat...
ploegde op (hulp, bestand) ploeg·de op ploegde op enkelvoud verleden tijd van opploegen Ik ploegde op. Jij ploegde op. Hij, zij, het ploegde op...
Geluid: ploegde om (hulp, bestand) ploeg·de om uit ploegde (werkwoord) en om, hiertussen kunnen nog andere woorden staan ploegde om enkelvoud verleden...
Geluid: ploegde door (hulp, bestand) ploeg·de door ploegde door enkelvoud verleden tijd van doorploegen Ik ploegde door. Jij ploegde door. Hij, zij...
ploegde af (hulp, bestand) ploeg·de af ploegde af enkelvoud verleden tijd van afploegen Ik ploegde af. Jij ploegde af. Hij, zij, het ploegde af...
Geluid: ploegden aan (hulp, bestand) ploeg·den aan uit ploegden (werkwoord) en aan, hiertussen kunnen nog andere woorden staan ploegden (...) aan meervoud...
ploegden (hulp, bestand) ploeg·den ploegden meervoud verleden tijd van ploegen Wij ploegden. Jullie ploegden. Zij ploegden. Het woord ploegden staat...
Geluid: ploegden op (hulp, bestand) ploeg·den op uit ploegden (werkwoord) en op, hiertussen kunnen nog andere woorden staan ploegden (...) op meervoud...
Geluid: ploegden door (hulp, bestand) ploeg·den door uit ploegden (werkwoord) en door, hiertussen kunnen nog andere woorden staan ploegden (...) door...