Geluid: praat weg (hulp, bestand) praat weg uit praat (werkwoord) en weg, hiertussen kunnen nog andere woorden staan praat (...) weg enkelvoud tegenwoordige...
Geluid: praatte weg (hulp, bestand) praat·te weg praatte weg enkelvoud verleden tijd van wegpraten Ik praatte weg. Jij praatte weg. Hij, zij, het...
Geluid: praatten weg (hulp, bestand) praat·ten weg uit praatten (werkwoord) en weg, hiertussen kunnen nog andere woorden staan praatten (...) weg meervoud...
Geluid: praten weg (hulp, bestand) pra·ten weg uit praten (werkwoord) en weg, hiertussen kunnen nog andere woorden staan praten (...) weg meervoud...
bestand) weg·ge·praat vervoeging van wegpraten: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord), op te vatten als samenstelling van weg bw en gepraat...
praat weg praat weg praat weg praat weg praat weg praten weg praten weg praten weg verleden (o.v.t.) praatte weg praatte weg praatte weg praatte weg praatte...
Geluid: wegpraatte (hulp, bestand) weg·praat·te wegpraatte (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van wegpraten ... dat ik wegpraatte. ... dat jij...
Geluid: wegpraatten (hulp, bestand) weg·praat·ten wegpraatten (in een bijzin) meervoud verleden tijd van wegpraten ...dat wij wegpraatten. ...dat...
een hoogteverschil zijn weg al vallend voortzet ▸ In de avond klommen we naar de ‘Kern Falls’, een reusachtige waterval. praten als een waterval heel snel...
Geluid: wegpraat (hulp, bestand) weg·praat wegpraat (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegpraten ... dat ik wegpraat...