pruik

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord pruik. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord pruik, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je pruik in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord pruik is hier. De definitie van het woord pruik zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpruik, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pruik
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vals haar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1560
enkelvoud meervoud
naamwoord pruik pruiken
verkleinwoord pruikje pruikjes

Zelfstandig naamwoord

de pruikv / m

  1. een kunstmatig haarstuk waarmee het hoofd bedekt wordt
    • In de achttiende eeuw was het dragen van pruiken erg in de mode. 
     "Ik had mijn best gedaan haar goed te bestuderen en thuis voor de spiegel geoefend. Ik had een pruik opgezet, haar befaamde eyeliner en lippenstift opgedaan en zong De Verzoening van Frank Boeijen, terwijl Liesbeth voor mijn neus zat."
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Hij heeft de pruik op
Stoett-281
  • Zijn pruik staat scheef
hij is gehumeurd
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen