railleer (hulp, bestand) rail·leer railleer eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van railleren Ik railleer. gebiedende wijs van railleren Railleer...
Geluid: railleren (hulp, bestand) rail·le·ren afgeleid van het Franse railler met het achtervoegsel -eren railleren inergatief schertsen derailleren...
Geluid: raillerend (hulp, bestand) rail·le·rend raillerend onvoltooid deelwoord van railleren Het woord raillerend staat in de Woordenlijst Nederlandse...
raillerende (hulp, bestand) rail·le·ren·de raillerende verbogen vorm van raillerend, het onvoltooid deelwoord van railleren Het woord raillerende staat...
railleren Jij railleert. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van railleren Hij railleert. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van railleren...
bestand) ge·rail·leerd vervoeging van railleren: de stam met omvoegsel ge- -d gerailleerd voltooid deelwoord van railleren Het woord gerailleerd staat in de...
railleerde (hulp, bestand) rail·leer·de railleerde enkelvoud verleden tijd van railleren Ik railleerde. Jij railleerde. Hij, zij, het railleerde. Het woord...
railleerden (hulp, bestand) rail·leer·den railleerden meervoud verleden tijd van railleren Wij railleerden. Jullie railleerden. Zij railleerden. Het woord railleerden...
schertsen als grap opmerken "Dat doe je wel vaker, zeker?" schertste hij. railleren gekscheren, grappen, grappen maken gescherts, schertsartikel, schertsbeeld...
linguïstische bêtises, publiceerde in 1940, zou het journaille anno hodie een raillerend exposé van onze pennenstrijd alsnog met dit piteuze zinnetje kunnen initiëren...