rederijker

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord rederijker. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord rederijker, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je rederijker in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord rederijker is hier. De definitie van het woord rederijker zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanrederijker, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
blazoen van een rederijkerskamer uit Den-Haag
  • re·de·rij·ker
  • In de betekenis van ‘beoefenaar van de retorica’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1]
  • via retorieker van Frans rhétoriqueur "dichter aan het Franse hof", waarbij de gedachte aan rede en rijk een rol speelde; 'retorieker' is ook op te vatten als retoriek met het achtervoegsel -er [2][3][4]
enkelvoud meervoud
naamwoord rederijker rederijkers
verkleinwoord

de rederijkerm

  1. amateurdichter die lid was van het gilde van een rederijkerskamer op het einde van de middeleeuwen
    • ‘Het begrip landjuweel is al vijfhonderd jaar oud, dateert nog van toneelwedstrijden uit de tijd van de rederijkers, en de eerste versie die we teruggevonden hebben, was in Mechelen’, zegt Stefaan Deleeck van Opendoek, de vzw (vereniging zonder winstoogmerk) achter het festival. [5] 
    • Blijkbaar is het spelen met taal, zoals dat ooit door de Rederijkers in de gilden werd beoefend van alle tijden. Want de voorrondes voor de Nacht van de Kinderpoëzie in Oldenzaal leverden maar liefst 450 inzendingen op. [6] 
  2. lid van een amateurtoneel- of reciteervereniging
  3. (schertsend) iemand die te veel en te grote woorden gebruikt

rederijker

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van rederijk
65 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[7]