regeneratief

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord regeneratief. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord regeneratief, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je regeneratief in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord regeneratief is hier. De definitie van het woord regeneratief zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanregeneratief, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • re·ge·ne·ra·tief
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen regeneratief regeneratiever regeneratiefst
verbogen regeneratieve regeneratievere regeneratiefste
partitief regeneratiefs regeneratievers -

regeneratief [1]

  1. terugwinnend, herwinnend
    • Het regelbare regeneratieve remsysteem stelt de bestuurder van de Kona in staat om de intensiteit van regeneratief remmen zelf te bepalen met speciale hendels achter het stuurwiel. [2] 
    • De 350 wattmotor fungeert volgens de directeur ook als rem. Het principe is vergelijkbaar met een regeneratief remsysteem in hybride auto’s. „Zodra de fietser de handrem inknijpt, gaat er een draadloos signaal naar de controller en fungeert de motor als generator. De bewegingsenergie wordt daardoor omgezet in elektrische energie die vervolgens wordt opgeslagen in de accu.” Voor een noodstop heeft de fietser altijd nog de terugtraprem op het achterwiel. [3] 
    • Een van de manieren om milieu én kosten te sparen is het zogenoemde regeneratieve remmen van treinen. Hierbij wordt energie die vrijkomt tijdens het remmen opgeslagen en benut. Tijdens het regeneratief remmen kan de motor kinetische energie aan de wielen ontnemen. De trein zelf vertraagt en stuurt zijn energie naar een een batterij. Bij gelijkstroom op het spoor, zoals in Nederland, wordt de energie direct afgeleverd aan de bovenleiding, waar een tegemoetkomende trein er gebruik van kan maken. [4] 
84 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[5]