ingeven soplado, soplador, soplarse, soplete, soplido, soplillo, soplo [1] resoplar [2] denunciar [3] beber, pimplar [4] engullir, comer [5] follar [7] chivar...
het Spaanse werkwoord resoplar Infinitief (infinitivo) Voltooid deelwoord (participio) Onvoltooid deelwoord (gerundio) resoplar resoplado resoplando Aantonende...