rits

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord rits. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord rits, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je rits in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord rits is hier. De definitie van het woord rits zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanrits, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een rits.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rits
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘insnijding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351
  • Leenword uit het Engels, van ridge.
enkelvoud meervoud
naamwoord rits ritsen
verkleinwoord ritsje ritsjes

Zelfstandig naamwoord

de ritsv / m

  1. reeks, serie
    • Hij kwam met een hele rits voorstellen. 
  2. ritssluiting
    • M'n rits is stuk. 
  3. (geologie) zandrug, schelpenrug; hoger en droger gedeelte in een drasland
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ritsen

rits

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ritsen
    • Ik rits. 
  2. gebiedende wijs van ritsen
    • Rits! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ritsen
    • Rits je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen