agilitar a·gi·li·tar overgankelijk behendig maken, lenig maken bespoedigen vergemakkelijken [1] agilizar [2] acelerar [3] simplificar, facilitar...
agilizar a·gi·li·zar overgankelijk behendig maken, lenig maken bespoedigen vergemakkelijken [1] agilitar [2] acelerar [3] simplificar, facilitar...
simplificeren verstrekken, verschaffen, bezorgen, voorzien van fácil, facilidad, facilitación, facilitón, facilmente, facilón [1] simplificar [2] procurar...
Spaanse werkwoord simplificar Infinitief (infinitivo) Voltooid deelwoord (participio) Onvoltooid deelwoord (gerundio) simplificar simplificado simplificando...