Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
sleet. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
sleet, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
sleet in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
sleet is hier. De definitie van het woord
sleet zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
sleet, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- uit Middelnederlands slete, afgeleid van slijten [1]
de sleet v / m
- slijtage
- Er zit toch wat sleet op de stembanden van die oude zanger.
- Na vijfentwintig jaar huwelijk zit de sleet er nog steeds niet in.
1. het met een bijl in houtblokken hakken van boomstammen
sleet
- enkelvoud verleden tijd van slijten
- Ik sleet.
- Jij sleet.
- Hij, zij, het sleet.
sleet
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sleeën
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sleeën
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sleeën
78 % |
van de Nederlanders;
|
91 % |
van de Vlamingen.[2]
|