Geluid: spartel (hulp, bestand) spar·tel spartel eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spartelen Ik spartel. gebiedende wijs van spartelen Spartel...
spartelende (hulp, bestand) spar·te·len·de spartelende verbogen vorm van spartelend, het onvoltooid deelwoord van spartelen Het woord spartelende staat...
Geluid: spartel tegen (hulp, bestand) spar·tel te·gen uit spartel (werkwoord) en tegen, hiertussen kunnen nog andere woorden staan spartel tegen eerste...
Geluid: spartelen (hulp, bestand) spar·te·len In de betekenis van ‘met armen en benen heen en weer slaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar...
Geluid: spartelend (hulp, bestand) spar·te·lend spartelend onvoltooid deelwoord van spartelen ▸ En hij genoot van de bevrediging wanneer hij raak schoot...
Geluid: spartelen tegen (hulp, bestand) IPA: / ˈspɑrtələ(n) ˈteɣə(n) / (5 lettergrepen) spar·te·len te·gen uit spartelen (werkwoord) en tegen (bijwoord)...
Geluid: gesparteld (hulp, bestand) ge·spar·teld vervoeging van spartelen: de stam met omvoegsel ge- -d gesparteld voltooid deelwoord van spartelen...
spartelen Jij spartelt. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spartelen Hij spartelt. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spartelen Spartelt...
Geluid: spartelde (hulp, bestand) spar·tel·de spartelde enkelvoud verleden tijd van spartelen Ik spartelde. Jij spartelde. Hij, zij, het spartelde. ...
Geluid: spartelden (hulp, bestand) spar·tel·den spartelden meervoud verleden tijd van spartelen Wij spartelden. Jullie spartelden. Zij spartelden. ...