Geluid: sprak na (hulp, bestand) sprak na sprak na enkelvoud verleden tijd van naspreken Ik sprak na. Jij sprak na. Hij, zij, het sprak na. Het woord...
spɾoːk / språk Afkomstig van het Nederduitse woord "sprake" språk, o (taalkunde) taal språk, mv onbepaalde vorm nominatief meervoud van språk Geluid: Bestand...
Geluid: sprak (hulp, bestand) sprak sprak enkelvoud verleden tijd van spreken Ik sprak. Jij sprak. Hij, zij, het sprak. Het woord sprak staat in...
Geluid: sprak in (hulp, bestand) sprak in uit sprak (werkwoord) en in, hiertussen kunnen nog andere woorden staan sprak in enkelvoud verleden tijd...
Geluid: sprak uit (hulp, bestand) sprak uit uit sprak (werkwoord) en uit, hiertussen kunnen nog andere woorden staan sprak uit enkelvoud verleden...
Geluid: sprak voor (hulp, bestand) sprak voor uit sprak (werkwoord) en voor, hiertussen kunnen nog andere woorden staan sprak (...) voor enkelvoud...
Geluid: sprak aan (hulp, bestand) sprak aan uit sprak (werkwoord) en aan, hiertussen kunnen nog andere woorden staan sprak aan enkelvoud verleden...
Geluid: sprak door (hulp, bestand) IPA: / ˈsprɑk ˈdor / (2 lettergrepen) sprak door uit sprak (werkwoord) en door (bijwoord), hiertussen kunnen nog...
Geluid: sprak tegen (hulp, bestand) sprak te·gen uit sprak (werkwoord) en tegen, hiertussen kunnen nog andere woorden staan sprak tegen enkelvoud verleden...
Geluid: spraak (hulp, bestand) IPA: /sprak/ spraak In de betekenis van ‘het vermogen te spreken’ voor het eerst aangetroffen in 901 Naamwoord van...