stoppelveld

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord stoppelveld. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord stoppelveld, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je stoppelveld in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord stoppelveld is hier. De definitie van het woord stoppelveld zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanstoppelveld, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
stoppelveld
  • stop·pel·veld
enkelvoud meervoud
naamwoord stoppelveld stoppelvelden
verkleinwoord stoppelveldje stoppelveldjes

het stoppelveldo

  1. (landbouw) graanveld waarvan het graan geoogst is maar de stoppels nog niet zijn ondergeploegd (en daardoor altijd in de herfst en winter)
    • Ik ren het stoppelveld op, achter hem aan, ik zal je hebben, dood moet je nu, dood, ik kan je er zo niet vandoor laten gaan. Ik span het geweer, richt op de vos, glij bijna uit in een plas water, en vuur — weer snijdt zijn gejank door de schemering, hij sleept zich voort, tachtig meter, honderd en valt dan om. [2] 
    • Dit was zijn tijd en hij genoot van elk uur. Het ijs dat op een ochtend dun als loof op de rivier lag. De nevel die over de gele stoppelvelden dreef. De sterren die elke nacht die verstreek helderder schenen. De bladeren die van de bomen vielen, de nieuwe stilte die in de wereld ontstond en meer ruimte leek te bieden aan de enkeling die zich nog liet horen: een schreeuwende uil, een blaffende vos of het menselijke geluid van lynxen die elkaar 's avonds van bergkam tot bergkam toeriepen. [3] 
    • De dijk voor het dorp bij zonsondergang biedt een landschap zo Chinees dat elke westerling er week van moet worden. Groepjes huizen die her en der als fortjes uit het akkerland opsteken, stoppelvelden van geoogste rijst, grafterpen met wat boompjes, een watervlak met een eendenkwekerij, buffels.[4] 
75 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bok, Pauline de
    De Jaagster ISBN 978-90-254-4091-6 pagina 240
  3. Knausgard, Ove
    Engelen vallen langzaam ISBN 978-90-445-1358-5 pagina 126
  4. de Standaard 22/NOVEMBER/2013 door Sus van Elzen
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be